Lhasa is de hoofdstad van de ‘Tibet Autonomous Region’ en bevindt zich op een hoogte van 3650m. En dat merk je wel. Het scheelt dat we ons in Bhutan al vaak op een hoogte tussen de 2500 en 3000m bevonden en eigenlijk alleen de dag dat we hier aankwamen echt last hadden van de hoogte.
Omdat Tibet officieel onderdeel uitmaakt van China is het geen echte hoofdstad. Met 400.000 inwoners is het ook niet enorm groot. Door de Chinese invloed en het tempo waarmee lelijke gebouwen uit de grond worden gestampt, is het ook geen mooie stad. Je merkt aan alles dat de Tibetanen de toenemende invloed van de Han Chinezen minder leuk vinden: onze Tibetaanse gids had het steevast over ‘mosquitoes’, muggen, als ie het over Chinezen had. Het zijn er immers veel en ze zijn erg vervelend. En de Tibetanen houden niet van Chinezen want die lachen nooit. We werden geacht geen politiek gevoelige vragen te stellen want de muren hebben immers oren. Dat de zaken gevoelig liggen merk je ook aan de overweldigende aanwezigheid van politie en militairen. In het verleden hebben monniken zichzelf uit protest in brand gestoken en als je dan ziet dat een brandblusser nu standaard onderdeel is van de militaire uitrusting zet je dat wel even aan het denken…
De relatie met China is ingewikkeld. China is Tibet in 1950, na een periode van de facto onafhankelijkheid als gevolg van het wegvallen van de Qing dynastie, binnengevallen onder het mom van bevrijding van een miljoen Tibetanen die in feodale slavernij leefden. Tijdens de culturele revolutie is, net als elders in China, een groot deel van het culturele erfgoed vernietigd. Daar maak je geen vrienden mee. De Chinezen grijpen elke mogelijkheid aan om te benadrukken dat zij de brengers van vooruitgang zijn. Ze hebben immers waanzinnig geïnvesteerd in infrastructuur, scholen, ziekenhuizen etc. en dat merk je; de wegen zijn over het algemeen behoorlijk goed en je kunt geen foto schieten zonder dat er een elektriciteitskabel door het beeld heen loopt.Omdat het een vereiste is voor toegang tot Tibet, hebben we de afgelopen 11 dagen in georganiseerd groepsverband gereisd. Het was een gemêleerd groepje van 9 met wie we, samen met een gids en chauffeur, een deel van Tibet verkend hebben. Naast een bezoek aan het Potala paleis, het voormalige winterpaleis van de Dalai Lama, de prachtige uitzichten en de diep blauwe luchten was het hoogtepunt toch wel de tocht naar de Mount Everest. Vanwege de lange rit werd er overnacht in een primitief gastenverblijf in de buurt van het base camp. Je zit dan op een hoogte van 5200 meter en dat slaapt niet lekker. Sterker nog, je slaapt gewoon niet en je krijgt er enorme hoofdpijn van. Maar het was in de ochtend helemaal helder waardoor de hoogste bult ter wereld, prachtig verlicht door de opgaande zon, er geweldig uitzag. Absoluut een unieke ervaring.
Over primitief gesproken: een slaapruimte delen met andere mensen is één ding maar overnachten zonder sanitair (geen stromend water dus al helemaal geen douche en alleen een gat in de grond bij wijze van toilet) is een ander.
Op de weg moet je sowieso uitkijken, want voor je het weet steekt er een kudde yaks over. Dat zijn imposante dieren die hier, net als in Bhutan, een grote rol spelen. En ik moet zeggen, de lokale specialiteit, de yak momo, een soort dumpling met yak vlees, was erg lekker.
Het was wel weer even wennen om met een groep op te trekken maar het was ook wel erg leuk. We hebben een aantal geweldige medereizigers ontmoet en je maakt samen heel bijzondere dingen mee. Zeker als de gids je meeneemt naar de plaatselijke disco waar ze absoluut niet aan buitenlanders gewend zijn. Dansen doen ze daar op typisch Chinese wijze: de lijndans. Die hebben we geprobeerd mee te doen en dat vindt men toch wel bijzonder. Als je dan de kans krijgt om je eigen danspasjes te laten zien, heb je helemaal alle aandacht. Om Britney Spears te quoten (uit Will.I.am’s Scream & Shout): “Everybody in the club… All eyes on us… All eyes on us…”