Fakarava is een atol dat lijkt op Rangiroa, alleen is Fakarava groter en heeft het niet één pas, maar twee: een in het noorden, en eentje een kilometer of vijftig verderop, in het zuiden. Die passen zijn gaten in het rif waar dankzij de getijden veel water doorheen stroomt. En waar stroming is, zit vis, en waar vis is, zitten haaien.
Omdat de afstand tussen de twee passen zo groot is, verblijven we eerst vier dagen op een kleine motu vlak naast de zuidpas. Grootste uitdaging op zo’n postzegel land midden in de oceaan is zoet water. Er is alleen regenwater beschikbaar, en in de winter regent het niet zo veel. Dat merken we aan het ontbreken van kranen, er is uitsluitend een knijpdouche (waar heel weinig water uit komt) zodat handen wassen lastig is. De wc doortrekken wordt ontmoedigd. De situatie bij de duikshop twee motu’s verderop is nog nijpender: daar was op een gegeven moment helemaal geen water meer en konden we dus ook onze duikspullen niet uitspoelen.
Het duiken was echter briljant. Er leven vier groepen haaien in de pas, in totaal meer dan 750 dieren. Bij elke duik kom je er minstens tientallen, maar eerder honderden, tegen. Precies tellen is niet te doen. Op de meeste plekken ter wereld zijn we al blij als we een of twee rifhaaien tegenkomen tijdens het duiken. Die zie je hier al als je gaat snorkelen of even langs de waterkant gaat staan. Tijdens een duik zie je voortdurend tientallen grijze rifhaaien, en zwartpunt-, witpunt- en zilverpunthaaien. Voor hamerhaaien zaten we in het verkeerde seizoen, citroen- , tijger- en walvishaaien moeten er af en toe ook zwemmen, maar hebben we helaas niet gezien. Anders dan bij Rangiroa zitten de haaien hier niet zo diep, dus als je een tijdje op 25-30 meter zwemt zit je er middenin. Supergaaf. We zijn nu voor de rest van ons leven verpest voor wat betreft duiken met haaien.Na een paar dagen Robinson Crusoe gespeeld te hebben, gingen we met de boot naar het noorden. Nu hadden we ineens weer een douche waar veel en warm water uitkwam en een echte kraan, een enorme luxe. Ook leuk was dat onze bungalow aan het water lag en dat het pension zich aan een heel mooi strandje bevond, met turquoise water zoals ik dat het liefste zie.
De noordpas van Fakarava is veel breder dan de zuidpas en behalve haaien is er ook meer te zien. Zo zijn er stukken met mooi koraal, zitten er heel veel scholen vis, zagen we regelmatig tonijnen en een keer zelfs een mantarog. De duikshop was super de luxe, met warme douches aan de kade en zelfs handdoeken. Omdat de duikshop in het enige dorp van Fakarava zit en ons pension daar een aardig eindje buiten lag, maakten we van de pauzes tussen de duiken gebruik om in het dorp te lunchen. Dorp is overigens een groot woord, het hele eiland heeft maar achthonderd inwoners. En nul koffietentjes…Dat gebrek aan fatsoenlijk eten en drinken zou me op den duur wel tegen gaan staan. Koffie, wijn, kaas, worstjes, bruin brood… het is hier niet te krijgen of niet te drinken. En het is natuurlijk jammer dat Polynesië zo vreselijk ver van huis is. En dat er in Frans Polynesië zoveel Fransen zijn, die niet of verbazingwekkend beroerd Engels spreken. Maar oh, wat is het hier mooi… Fakarava heeft zijn eigen ‘Blue Lagoon’ en daar moesten we natuurlijk ook naar toe. Zie de foto’s bij dit verhaal, dan hoef ik verder niets uit te leggen.
Fakarava is helaas onze laatste ‘echte’ bestemming. Daarna gaan we via een dagje Tahiti, een nachtje Auckland en twee dagen in Melbourne naar huis. IK WIL NIET! Thuis zijn heeft echt zijn voordelen, maar af en toe een paar weken is eigenlijk wel genoeg. Nou ja, een van de dingen die je thuis goed kunt doen, is een volgende reis plannen…
Ook op Fakarava kwamen we weer een paar yachties tegen, en het idee om met een eigen zeilboot de wereld rond te gaan varen wordt steeds aantrekkelijker. Ik heb besloten dat een catamaran de beste optie is, mits de ‘leggers’ breed genoeg zijn om een tweepersoonsbed in kwijt te kunnen. Erwin moet nog even leren hoe je tonijn vangt en motoren repareert, ik moet nog even leren zeilen en tonijn schoonmaken. En we moeten uitvogelen hoeveel een satelliet internetverbinding met wereldwijde dekking kost. O ja, en we moeten nog bedenken hoe we onderweg iets kunnen verdienen. Met de meest recente business ideeën, haaien merchandise verkopen op Fakarava (Niet te krijgen! Onbegrijpelijk) en pop-up koffietentjes in het hoogseizoen gaan we het waarschijnlijk niet redden. Suggesties, anyone?