Wie denkt dat Honiara, de hoofdstad van de Solomoneilanden, een slaperig stadje is, is duidelijk nog niet in Gizo geweest. Dat is geen spelfout: het eiland heet Ghizo, de “stad” heet Gizo. Gizo is de op één na grootste stad in de Solomoneilanden en heeft drie, misschien zelfs vier straten. In ieder geval is er maar één gedeeltelijk bestraat. Om eerlijk te zijn hebben we de omgeving onder water tot nu toe beter verkend dan de omgeving op het eiland, en hebben we alleen de “boulevard” nog maar gezien. Het is ook veel te warm om de heuvel op te lopen…
Ik probeer te bedenken hoe ik de Solomoneilanden moet omschrijven, maar dat is lastig. Een paar losse observaties geven misschien een idee.
Neem eerst een reggae-achtig muziekje in gedachten. Hier is altijd muziek, het is nooit stil. Ook in de kerk wordt er volop muziek gemaakt en gezongen, en er zijn veel kerken. Beetje bizar om vanochtend een heuse kerkklok te horen, het decor lijkt er niet naar. Maar de Solomoneilanden zijn een jaar of honderd geleden volledig gekerstend. Mensen, vooral vrouwen, trekken hun mooiste kleren aan om naar de kerk te gaan. Door de week volstaan een kniebroek en een t-shirt met slippers of blote voeten. Gaten, scheuren en vlekken geen bezwaar. Als je een vis koopt op de markt, houd je die bij zijn staart vast als je er mee naar huis loopt. Voedsel is duur, accommodatie is duur, internet is duur, benzine is duur – dat moet een behoorlijke uitdaging zijn voor de lokale bevolking die maximaal een paar honderd euro per maand verdient, en dat is dan een redelijke overheidsbaan. De meeste shopjes worden gerund door Chinezen. In Honiara schijnen ze ook veel gebouwen te bezitten. Taximeters bestaan hier niet. In plaats daarvan zet de chauffeur aan het begin van de rit de odometer (kilometerteller) op nul en je betaalt 10 dollar maal de afgelegde afstand. Zo simpel, zo briljant, zo nooit aan gedacht, maar zo moet het natuurlijk zijn. De mensen hier hebben een bruine tot soms bijna zwarte huid, soms met blond of rossig haar er boven. Niet geverfd, zo verzekerde de eigenaresse van een van de WO-II musea ons.
Als toerist moet je enigszins zelfredzaam zijn, meedenken zit er niet echt in. Zo kwamen we er na 5 dagen in Honiara pas achter dat er een veel goedkopere manier is om te internetten dan de ons aangeraden dure Bumblebee service. Nu hebben we een datasim en een mobiel nummer met 766 als landcode. En in Gizo kwamen we er na drie dagen matig continental breakfast eten pas achter dat het hotel een ontbijtmenu heeft waar de lekkere dingen op staan. Wat betreft ongediertebestrijding hebben we geleerd dat ratten en kakkerlakken in de tuin (of bij de receptie… de rat) niet erg zijn, zo lang ze niet in je kamer zitten. Dikke spinnen in je kamer zijn ook niet erg, zo lang je ze niet door de wc spoelt. Daar kunnen ze tegen. En een dikke spin onder de porseleinen rand van je toilet maakt het ding praktisch onbruikbaar, geloof me. Een douchekop waar bijna geen water uitkomt fix je zelf door alle gaatjes opnieuw door te prikken met een veiligheidsspeld (onthoud dit, wij hebben 5 dagen met een akelig koud of pijnlijk heet maar nooit lekker pisstraaltje gedoucht voor we dit ontdekten). Andere prioriteiten, andere gewoonten? Of zoals een expat het zei: they just don’t care…
In en om de Solomoneilanden, vooral rond Guadalcanal is in de Tweede Wereldoorlog heftig gevochten tussen Japan en de Geallieerden. Hartstikke sneu voor de mensen hier, die hadden natuurlijk met de hele oorlog niets te maken, maar ze hadden de pech op een strategisch belangrijke locatie te wonen. Japan dacht Australië te kunnen afsnijden van Amerikaanse steun als ze de eilanden hier en de wateren er omheen zouden kunnen bezitten. Ook sneu voor de soldaten die hier naartoe gestuurd werden en in de hitte en tussen de malariamuggen in de jungle moesten vechten.Fijn voor duikers, want er liggen hier zoveel wrakken uit die tijd dat het water ten noorden van Honiara ‘Iron Bottom Sound’ wordt genoemd. Vandaag hebben we tussen twee duiken door gebarbecued op Kennedy Island, zo genoemd omdat John F. Kennedy’s boot, de PT 109, daar in de buurt tot zinken werd gebracht. Hij is dankzij een bericht op een kokosnoot dat door de lokale bevolking naar Henderson Airport werd gebracht, gered. Nooit geweten dat de goede man ook in WOII gevochten heeft.
PT109 is een van de twee bar/restaurants op dit eiland, het andere bevindt zich in ons hotel. We wisselen af waar we gaan eten. Het menu van de dag is handgeschreven, op een uit een schrift gescheurd blaadje. De crayfish (rivierkreeft) noemen ze lobster (kreeft), maar ik vind dat binnen de marges van acceptabele marketing vallen.
De westerlingen verzamelen zich op vrijdagavond in een van de twee bars. Het zijn expats die voor NGO’s werken of mensen (Aussies, Nieuw-Zeelanders, een enkele Brit) die het hectische leven in het westen ontvlucht zijn en zich hier gevestigd hebben. We hebben inmiddels een paar mensen ontmoet die langere tijd (jaren, geen maanden) op reis zijn, en de truc is dat ze telkens een paar maanden in Australië op een boerderij in de middle of nowhere gaan werken – daar zijn ze altijd op zoek naar mensen, kennelijk. Van sommige van de immigranten hier kan ik me goed voorstellen dat ze niet zo lekker passen in een 9-tot-5 kantoorbaan.
Over banen gesproken: meneer Sumsum heeft een nieuwe nodig. Hij was tot vorige week CEO van Solomon Airlines, maar na een conflict over achterstallige betalingen door de regering is hij ontslagen. Kennelijk had de regering moeite met zijn idee om alle vluchten en services op de grond stil te leggen om een oplossing te forceren. Wij waren er ook heel even door van ons stuk gebracht, want onze vlucht was een van de gecancelde vluchten. Jammer van 2 dagen minder hier, maar geen straf om onverwacht 2 dagen in Brisbane door te brengen. Later hoorden we dat de regering nog 12 miljoen aan de luchtvaartmaatschappij verschuldigd was. We hadden medelijden met de CEO tot we hoorden dat hij een jaarsalaris van 8 miljoen opstreek.
Tja, werk… wij vermaken ons deze dagen liever met duiken. Dive Gizo zorgt heel erg goed voor ons, en helaas voor hen, fijn voor ons, zijn we al twee van de drie dagen met z’n tweetjes, de eerste dag dook Ron ook mee. We hebben verschillende soorten haaien gezien, een schildpad, arendsroggen, vanochtend een mantarog en een paar grote sepia’s, en dan die wrakken natuurlijk. Het water is niet super helder maar wel lekker warm, en tussen de duiken door lunchen we op een onbewoond eiland. Die kleine eilandjes zijn trouwens altijd heel groen, maar vaak niet van de palmbomen maar van “gewone” bomen. En er is te veel koraal onder water en te weinig witte zandbodem, dus dat echte gave turquoise zeewater zie je niet heel veel. Als ik toch wat te zeiken moet hebben, dan gaat het over die twee dingen. Wel heel spectaculair: de lucht. Geen wolken, dunne flarden, bloemkolige wollige wolken en donkere regenwolken: je kunt het allemaal tegelijk zien (terwijl de zon gewoon schijnt) als je een rondje om je as draait. Zoveel ruimte, zoveel wéér, zoveel lucht. Fantastisch.Overigens hebben we net tijdens het diner geleerd dat de twee toeristen die waren aangekomen, helemaal geen toeristen zijn. Het is een Spaans stel dat negen maanden in Honiara heeft gewerkt aan een solar farm project. Ze zijn nu een paar weken aan het reizen in de westelijke provincie maar de dame vertrekt morgen alweer, de man een paar dagen later. Ron hebben we nergens meer gezien. We zijn weer samen…