Na twee dagen Bago zijn we, wederom met (dezelfde) private taxi, naar Kyaiktyo gegaan wat zo’n honderd km verderop ligt. De ‘K’ spreken ze hier uit als een ‘tsj” dus de naam van het plaatsje klinkt als ‘tsjaitsjiejoo’. Het plaatsje zelf is niet de attractie. De balancerende rots een eind verderop en zo’n 1100 meter hoog de bergen in, die grotendeels met bladgoud bedekt is en waar een stupa bovenop staat, is dat wel. Alhoewel er plannen zijn om een kabelbaan te bouwen, moet je nu nog het laatste stuk in de brandende zon op een veel te krap bankje met veel te veel mensen (stuk of 50) in de laadbak van een vrachtwagen afleggen. Een avontuur op zich.
Het ding zelf is best bijzonder om te zien. Net als de meeste stupa’s schijnt ook hier een haar van Boeddha bewaard te worden en het is het gewicht van deze haar die de balancerende rots in evenwicht houdt. Dus.Wat we niet wisten is dat het een zeer populair bedevaartsoord is en grote drommen mensen de hele dag door die berg op en af gaan om er te komen bidden. Vaak met complete gezinnen, opa en oma incluis. Omdat de rots er bij zonsondergang erg spectaculair uitziet hadden we besloten om een hotel te boeken op de berg zelf. Dat gaf ons ook de gelegenheid om de rots met zonsopgang te bewonderen. Wij hadden de wekker netjes lekker vroeg gezet maar helaas bleek het erg mistig te zijn. Omdat we toch al wakker waren besloten we om toch maar es te gaan kijken. De rots ziet er dan wat troosteloos uit maar wat bleek: een hoop mensen hadden de nacht op de berg doorgebracht en waren bezig om hun slaapplaatsen op te breken en weer naar beneden te gaan. En dat ziet er in de mist toch wel bizar uit allemaal.
Terug in Yangon hadden we nog een avond die in het teken stond van de verjaardag van Miek. We hadden een mooi plekje gevonden op een terras aan het Inya meer, een door de Britten aangelegd waterreservoir. Dat doet het goed met een mojito in de hand bij zonsondergang. We hebben heerlijk gegeten bij Le Planteur, een van de beste restaurants in de stad dat aan hetzelfde Inya meer ligt.Op dit moment bevinden we ons in Bagan, eens de hoofdstad van het koninkrijk van Pagan (9e t/m de 13e eeuw). Tijdens het hoogtepunt van de macht, tussen de 11e en de 13e eeuw, zijn er meer dan 10.000 boeddhistische tempels gebouwd waarvan er nu nog zo’n 2200 te zien zijn. Die staan allemaal in een gebied van ongeveer 13 x 8 kilometer dus ze staan behoorlijk dicht bij elkaar. Dat ziet er niet alleen heel bijzonder uit, het maakt ze ook nog eens makkelijk te bezoeken.
We weten intussen dat goedkoop hier ook duurkoop is. Zeker als ze je ook nog proberen te tillen. Want als echte Hollanders dachten we goedkoop fietsen te kunnen huren bij het tentje net buiten het hotel in plaats van bij het hotel zelf. Die blekken niet alleen best duur maar er ging er één ook vrij snel stuk. Vanaf nu verplaatsen we ons weer per elektrische scooter.
Het is hier nog een slagje warmer dan in Yangon en Bago: overdag zo’n 43 graden. Dan wil je lekker bij het zwembad toeven met een (e-)boekje. We hebben 4 nachten hier dus we spreiden het en gaan met name ’s ochtends op pad met de scooter. Het koelt ’s nachts af tot een graad of 29 dus dat is niet alleen een stukje aangenamer, het licht is dan ook erg mooi en levert prachtige plaatjes op. Het is erg leuk om zo van stupa naar tempel te trekken. Omdat er toch een aantal vervallen exemplaren tussen zitten geeft het een groot Indiana Jones gevoel. De stijl (en de warmte) doen af en toe denken aan India.
Intussen is het waterfestival, het Burmese nieuwjaar, begonnen. En dat betekent dat men met water in de weer is. En wat is er nou leuker dan die maffe witte toeristen eens lekker te grazen te nemen? Mits de juiste voorzorgsmaatregelen getroffen (ziplocks!) is het eigenlijk wel lekker. Het koelt weer even af. En het gaat over het algemeen met een glimlach. Ik vind de mensen hier sowieso geweldig. We lopen vaak tussen grote aantallen lokale toeristen. Die zijn kennelijk nog niet zo gewend aan westerlingen en kijken in eerste instantie vaak een beetje raar naar je maar zodra je naar ze lacht, krijg je een grote smile terug. En we zijn enorme supersterren hier. Het kost soms moeite om je door de menigte te bewegen die allemaal met je op de foto wil. Zonder gekheid, het is echt grappig om te zien hoe mensen eerst een tijdje naar je kijken en zodra er eentje de stoute schoenen heeft aangetrokken en vraagt of je met ze op de foto wil, willen ze allemaal. We hebben zelfs al meegemaakt dat kleinzoon z’n oude oma tussen ons in zette voor een shoot.