Ons weekje strand met zijn vieren in Cumbuco is razendsnel voorbijgegaan. Ik heb Erwin ongeveer 2 meter zien kitesurfen maar niet meer dan dat, want helaas was er ook op de laatste dag te weinig wind om een kerel van “90” kilo uit het water omhoog te trekken. Na een volle week luieren werd het in het amazonegebied hard werken! De eerste avond konden we nog rustig onder het genot van een caipirinhaatje naar een tropische stortbui kijken, maar de dagen erop hadden we een vol programma.
De eerste ochtendwandeling stond voor half zeven gepland, en toen was het al enorm warm en vochtig. Tijdens het boottochtje naar de ‘encontra das aguas’ konden we gelukkig weer een klein beetje afkoelen. Op die plek komen de Rio Negro en de Rio Solimoës samen, en vanaf dat moment heet de rivier eigenlijk pas de Amazone. En dan is het nog maar 1500 kilometer naar de Atlantische Oceaan! Het samenkomen van de rivieren is wel een grappig gezicht: de Solimoës is namelijk lichtbruin van kleur (want heel modderig) en de Rio Negro is donkerbruin. Omdat beide rivieren heel verschillende stroomsnelheden hebben, duurt het stroomafwaarts een hele tijd voor dat dat water lekker gemengd is, en zie je dus een mooie scheidslijn in het water. Vanuit een vliegtuig kun je die nog beter zien, zoals we gemerkt hebben toen we weer weggingen.
Later op de middag stond er weer een boottochtje op het programma, deze keer om kaaimannnen te spotten en om op piranha’s te vissen. Erwin was kampioen van de boot met maar liefst 5 piranha’s! Ik denk dat dit programmaonderdeel nog een jaar of twee mee kan en dan is het klaar, want voor elke piranha die gevangen werd, waren er een stuk of tien die het stukje vlees van de haak wisten te peuzelen zonder gevangen te worden. Ik denk dat ze steeds slimmer worden… Good for them! De kaaimannen lieten het een beetje afweten maar het was toch wel indrukwekkend toen onze gids, Washington, in het water stapte en er met zijn blote handen een klein kaaimannetje (-vrouwtje, was het eigenlijk) uithaalde en in de boot liet zien. Washington is overigens een indiaan die oorspronkelijk uit Brits Guyana komt en fantastische verhalen weet te vertellen.
Het leerzaamste onderdeel van onze tijd in het Tiwa resort was de ‘jungle survival tocht’ met een groepje in het oerwoud getrainde ex-militairen. We weten nu hoe we in een boom zonder zijtakken kunnen klimmen, hoe je vallen moet maken om dieren te vangen, hoe je je mensengeur kunt maskeren als je gaat jagen (door je met mieren in te smeren – yuk! Wil heeft het nog geprobeerd ook en op zich ruikt het niet eens slecht), welke vruchtjes je kunt eten (als ze harig zijn, bitter smaken en melkachtig sap hebben: afblijven, die zijn giftig), en het belangrijkste: hoe je vuur kunt maken!! Dat gedoe met stokjes tegen elkaar aanwrijven werkt wel maar duurt uren, tenzij je buskruit bij je hebt. Nu zijn er dagen dat we dat niet op zak hebben als we in het oerwoud wandelen, maar een beetje jager kan het zo uit zijn kogels peuteren. Veel beter is echter de truc met wat (fijne) staalwol en twee AA batterijtjes: als je daar kortsluiting mee maakt vonkt het als een gek! Het staalwol lijkt wel te branden. Echt een leuke partytruc… maar ook deze benodigdheden hebben wij zelden op zak tijdens een wandeling. En omdat wij ook meestal geen groot kapmes bij ons hebben – een absoluut noodzakelijk hulpmiddel bij alle dingen die we geleerd hebben – kunnen wij beter niet alleen het bos in gaan omdat we jammerlijk zouden omkomen. Een wijze les! Voor de middag bezochten we een voormalige rubberplantage, en nu weten we eindelijk hoe dat spul uit de bomen getapt en verwerkt wordt. En ook dat het rauw een beetje zurig wit spul is dat je in je handpalm tot een bolletje kunt rollen…
De derde dag hebben we onze principes overboord gezet en een fors bedrag neergeteld om wilde dolfijnen te mogen voeren, iets dat om heel veel redenen heel fout is. Maar het waren bijzondere roze rivierdolfijnen en je mocht er mee in het water! Ze waren heel lekker zacht maar als ze iets te enthousiast tegen je aanzwommen deed het best zeer, en natuurlijk waren ze snel weer weg toen de vis op was. Maar ze vonden Erwin heel lief, dus dat pleit een beetje voor ze. Op weg naar de dolfijnen hebben we (tegen betaling, alweer) een rondleiding gekregen over het terrein van het Araú Towers resort. Dat is zo’n beetje het duurste resort in de Amazone (kamers vanaf 350 euro), en het is er toch een ongelooflijke puinzooi! De favelas in Rio zien er beter uit. Niet te geloven! En daar hebben koningin Beatrix en Bill Gates geslapen! Het zag er echt uit alsof het elk moment kon instorten, vond ik (Erwin noemde het nog ‘rustiek’, de optimist. Maar ja, hij vindt mij ook mooi :-). Het was er ook bijzonder rustig terwijl ze 700 gasten kunnen hebben, dus het zal wel niet lang meer meegaan. Al wordt er volgens de manager van ons hotel drugsgeld witgewassen en vindt er kinderprostitutie plaats (van je concurrent moet je het hebben 🙂 dus wie weet overleven ze wel. Ze waren in ieder geval nog optimistisch aan het verbouwen.
Op de terugweg zijn we bij een van oorsprong Colombiaanse indianenfamilie langs geweest die nu in de buurt van Manaus woont. We kregen een leuke show met traditionele muziekinstrumenten. En werden weer een illusie armer: op cocablaadjes kouwen is helemaal niet leuk, want ze smaken enorm smerig! We hadden graag een van de indianenkindjes meegenomen, want die waren echt heel schattig. Ik zou willen dat ik zulk dik haar had. In de middag liet Washington ons de reuzemieren zien die in de buurt van het resort wonen. Kijk, dan zie je tenminste dat je in de jungle zit. Wel bij uit de buurt blijven want ze kunnen gemeen steken.
De laatste dag was een stuk minder avontuurlijk. Thea had een nare voedselvergiftiging opgelopen dus die hield het bed, en verder plensde het bijna de hele dag dus was het niet zo leuk om te zwemmen of om op pad te gaan. De volgende dag ging het gelukkig weer iets beter met Thea, maar toen moesten we helaas alweer afscheid nemen… altijd een beetje verdrietig. En over het feit dat we elkaar over 2,5 maand alweer zien omdat we dan naar huis moeten hebben Erwin en ik toch ook een beetje gemengde gevoelens.
Wij hadden nog een dagje in de stad Manaus voordat we verder zouden vliegen naar Brasilia. Dankzij die ene dag weten we nu dat Manaus een foeilelijke vervallen stad is, die zondagmiddag totaal uitgestorven is en slechts 1 mooi gebouw heeft, namelijk het Amazone Theater uit 1896, en 1 mooi pleintje, dat aan het theater ligt, en waar het dan op zondagavond wel weer heel gezellig is met live muziek en veel mensen. Zo leren wij elke dag weer iets nieuws… volgende keer meer leerzaams over Brasilia! 🙂