Bergen & Meren

Bergen & Meren

Onze eerste twee weken in Argentinië brachten we door in het Noordwesten. Van Asuncion naar Salta was een korte vlucht, dus we hadden dezelfde dag nog tijd om door te rijden naar Cafayate – Cafazjate zoals ze in Argentinië zeggen, want ze doen niet aan de ‘jj’ klank. Op de weg naar Cafayate kregen we al een voorproefje van de mooie quebrada’s of canyons/ kloven, waar het gebied om bekend staat. Prachtig gekleurde rotswanden, vaak verticaal en op maffe manieren uitgesleten, gevouwen, omhooggestuwd en gebarsten. Altijd fascinerend om te zien dat de aarde niet zo maar één grote saaie steenklomp is, maar bijna een levend ding.

In Cafayate sliepen we in een winery met een hotel op het erf – of andersom natuurlijk. Prachtig hotel, prachtige omgeving, en zoals Erwin al schreef: met prima eten en drinken.

Cardon cactus bij de ruines van Quilmes

Cardon cactus bij de ruines van Quilmes

Quebrada’s

Vanuit Cafayate reden we door naar Cachí, een veel kleiner plaatsje maar ook meteen wat minder toeristisch, een paar honderd kilometer verder naar het noorden. Op de weg ernaartoe kwamen we weer langs een mooie quebrada (de las flechas). Een belangrijke reden om dit plaatsje te bezoeken is het Parque Nacional de los Cordones: dat zijn gigantische cactussen met een klassieke cactusvorm zoals je ze ook in stripboeken vindt, maar dan tot maximaal 10 meter hoog. Hartstikke mooi. Op weg naar het park kom je langs een goede marketingstunt: de Recta Tintin. Dat is gewoon een stuk kaarsrechte weg die je als saai zou kunnen bestempelen, maar door er een sexy naam aan te geven hebben de Argentijnen er gewoon een toeristische attractie van gemaakt. Knap hoor.

De volgende dag zouden we nog verder naar het noorden rijden naar het plaatsje San Antonio de los Cobres. We hebben ook een dappere poging gedaan over de onverharde Ruta 40, maar na 2 uur op deze weg stopte er een auto uit de andere richting, die ons liet weten dat de weg verderop onbegaanbaar was vanwege de hoge waterstand in de rivier. Bij ons zou dat geen probleem zijn, maar in die regio wel, want daar doen ze niet echt aan bruggen. Bruggen zijn ook voor watjes. We zijn dus maar omgekeerd en hebben onderweg een plan B bedacht: doorrijden naar Salta om daar te overnachten, en dan maar vanuit Salta naar ons doel Purmamarca te rijden. Zo gezegd, zo gedaan. De weg naar Salta voerde langs een hele mooie maar mistige pas. Onderweg hadden we een hotel geboekt in Salta en dat was vast een stuk comfortabeler dan de accommodatie in San Antonio…

Purmamarca staat bekend om de prachtige gekleurde rotsen van de ‘cerro de siete colores’. Verder is het een klein en onooglijk dorpje, waar we na een comfortabele rit over de snelweg vanaf Salta met een lunchstop in Jujuy aankwamen. In het late middaglicht hebben we een prachtige wandeling om de heuvel heen gemaakt, die zelf ’s ochtends het mooist is omdat er dan zonlicht op staat. In het dorp was het een drukte van belang, want op het centrale plein is een populaire markt met ‘artesanias’. Handgemaakte maar overbodige rotzooi voor toeristen, zouden wij zeggen. Je  kon er echter ook met een babylama op de foto en hoewel we er eigenlijk op tegen zijn dat dieren gebruikt worden voor entertainment, leek deze het niet erg zwaar te hebben en was hij veel te schattig om niet mee op de foto te gaan.

Salinas Grandes zoutvlakte

Salinas Grandes zoutvlakte

De volgende dag zijn we alsnog naar de zoutvlakten gegaan die we eigenlijk op weg naar San Antonio de los Cobres wilden bezoeken. Het is duidelijk geen Uyuni, maar evengoed wel leuk om op een soort ijsvlakte van zout te staan. Vooral met zonlicht en een laagje water erop levert het soms erg mooie spiegelingen op. De weg ernaartoe was ook een feest, met 6000 bochtjes door de bergen – maar wel mooi geasfalteerd!

Onze volgende stop was Tilcara, maar een kilometertje of 30 ten noorden van Purmamarca. Ons eigenlijke doel was de quebrada van Humahuaca die zich nog verder naar het noorden uitstrekt, maar hoe verder naar het noorden, hoe beperkter de overnachtingsmogelijkheden. Tilcara is een wat groter, leuk plaatsje, met een aantal redelijke restaurants. Onder andere het restaurant Nueva Progreso, waar we heerlijke lama gegeten hebben en een hele vrolijke, getekende rekening kregen.

Ons bezoek aan de quebrada de volgende dag was enerverend. We zijn eerst naar Tres Cruces gereden, zo’n 100 km naar het noorden, omdat zich daar een kilometers breed stuk fantastisch mooi gekleurde bergen bevindt. Het durp zelf stelde echter helemaal niets voor ontdekten we tijdens een wandeling. Tijdens die wandeling werden we lastiggevallen door een groep van vijf honden, waarvan de grootste en gemeenste Erwin in zijn enkels beet! De wond bloedde nota bene, en vanwege de pijn en schrik waren we allebei een beetje van slag. Uiteindelijk zijn we toch maar niet naar een artsenpost geweest en zijn we teruggereden naar het dorp Humahuaca. Heel gezellig, met een foeilelijk monument boven aan grote trappen, en een heel leuk lunchtentje waar we een beetje konden bijkomen. Later die middag zijn we naar de Mirador van Humahuaca gereden om op 4300 meter hoogte naar nog meer gekleurde bergen te kijken. Prachtig mooi, ook een leuke rit erheen, maar zo’n wandelingetje boven de 4000 meter voel je wel! Vooral toen we van het uitkijkpunt een metertje of vijftig moesten klimmen om weer bij de auto te komen hadden we wel wat pauzes nodig.

Na twee redelijk drukke reisweken volgde een wat rustiger weekje in Salta om even bij te komen en bij te werken. Ons Airbnb-appartement was lekker licht, comfortabel, en maar een blok of 6 verwijderd van het centrale plein. Salta is geen hele spannende stad maar qua klimaat en ligging best aardig. Ze hebben er een kabelbaan (niet heel spannend, heet die dag) en je kunt tochtjes maken naar leuke plaatsjes in de omgeving zoals San Lorenzo (koud die dag, wandelgebied niet bereikbaar wegens hoge waterstand in de rivier en taxi terug niet te vinden). Het kleine museum van de ‘high altitude archeology’ was vooral interessant vanwege de daar tentoongestelde mummies van Inkakinderen. Kennelijk hadden de Inka’s de gewoonte om kinderen op de hoogste bergtoppen, dat zijn namelijk de heiligste plaatsen, te offeren. Tien jaar eerder hadden we ook al eens zo’n mummie gezien en hoewel ze fascinerend zijn, zijn ze vooral ook heel sneu. Mixed feelings, dus.

Lago Nahuel Huapi

Lago Nahuel Huapi

Bariloche en omgeving

Na Salta was het tijd voor iets heel anders, namelijk: het merengebied rond Bariloche. Eerste bestemming in die regio: Villa La Angostura. Volgens onze reisgids ‘a quieter alternative for the busy town of Bariloche’. Wie schetst onze verbazing toen we aankwamen en een mengsel van Venetië en Eurodisney op een zomerse zondagmiddag aantroffen, maar dan met een Duitse touch. Zoveel drukte hadden we sinds nieuwjaarsnacht aan de Copacabana niet meer gezien! Gelukkig maakte de omgeving veel goed: we hebben een deel van de befaamde ‘zeven meren tocht’ naar San Martin des Andes gereden. Die meren zijn zo verschrikkelijk helder en onder een zonnige hemel zien ze er zo prachtig blauw uit, dat je onmiddellijk zin krijgt om erin te springen. Totdat je even met je voetjes in het water gaat staan, dat ijskoud is (ja duh, smeltwater!). Niet gezwommen dus, maar wel genoten.

Vergeleken bij Villa La Angostura viel de drukte in Bariloche ons alles mee. Bariloche is ’s winters een skioord en er zijn veel skiliften en kabelbanen, dus daar moesten we er minstens een van proberen. Het waaide heel erg hard op de dag dat we op die manier de Cerro Otto opgingen, dus we hebben het boven niet lang volgehouden. Kort nadat we weer afgedaald waren, werd de kabelbaan stilgelegd vanwege de harde wind. Een van de bezienswaardigheden in de buurt is het ‘Zwitserse’ dorp Colonia Suiza, dat zo heet omdat er ooit Zwitserse immigranten zijn neergestreken. Op ons komt het allemaal heel neppig en toeristenfuikachtig over, vooral door de neergestreken hippies, maar het had ook wel iets schattigs en was een aangenaam plekje om buiten te lunchen. Onze tocht naar El Bolsón, een dikke 100 kilometer naar het zuiden, viel een heel klein beetje tegen. Mooie tocht, maar niet spectaculair. De hoge bergen die we verwachtten te zien, waren nergens te bekennen. Ze bleken uiteindelijk 7000 voet hoog te zijn, in plaats van 7000 meter. Oeps.

Chili

Hoge bergen waren ook niet te zien op onze oversteek naar Chili. De enige reden waarom we een week in Chili hebben doorgebracht was omdat we deze tocht wilden maken: met drie boottochtjes, afgewisseld door busritten, de Andes over. De dag begon zonnig maar werd al snel druilerig en mistig, dus van de vulkanen die aan de Chileense kant liggen (en die wel rond de 6000 meter hoog zijn) hebben we niets gezien.

Die schade konden we in de dagen erna gelukkig inhalen, want het weer klaarde weer helemaal op. Onze eerste Airbnb was een mooie cabaña net buiten Puerto Varas, met uitzicht op het Llanquihue meer, én een aantal vulkanen waaronder de Osorno aan de overkant van het meer, en de Calbuco een stukje verder naar het zuiden.

Terwijl we in Puerto Varas verbleven, vierde Erwin een significante verjaardag (zijn 34e). In de ochtend bezochten we het naburige dorp Frutillas, waar we lekker in het zonnetje hebben zitten lunchen. We wilden niet al te lang in de auto zitten die dag en wisten niet goed wat we moesten doen, tot we uiteindelijk iets lazen over een dierenopvangcentrum voor lokale fauna: Senda Romahue. Dat leek ons wel wat. Toen we daar aankwamen bleek dat je er normaal gesproken alleen terecht kunt met een reservering want ze hebben alleen activiteiten waar je een gids bij nodig hebt. Maar we konden mee met een ander groepje en dat was best grappig. De opvang zelf stelde niet heel veel voor, met parkieten, pudus (’s werelds kleinste hertjes), vosjes en een paar puma’s, maar de gids was een hele enthousiaste jongedame die duidelijk veel hart had voor de omgeving en de opvang, en dat maakte het heel leuk. Het plan was om ’s avonds een Ubertje te nemen naar een van de betere restaurants in de stad, maar dat ging niet door. Heel veel Ubers zijn er niet in Puerto Varas en degene die wij besteld hadden gaf het na een minuut of 20 eindelijk op: hij was door de app langs een privéweg gestuurd waarvan het hek dicht was… (van onze Airbnb host hadden wij een afstandsbediening gekregen om het hek te bedienen, maar ja, daar had die Uber chauffeur niets aan. En hij had kennelijk geen zin om om te rijden om ons op te halen). Dus uiteindelijk heeft Erwin op zijn 34e verjaardag zelf van en naar zijn verjaardagsetentje gereden, arme jongen.

Houten kerk in Hillinco op het eiland Chiloe

Houten kerk in Hillinco op het eiland Chiloe

Na een paar dagen in Puerto Varas gelogeerd te hebben was het tijd voor een change of scenery, dus zijn we naar het Chiloe eiland gereden en gevaren. Dat staat onder andere bekend om de gekleurde paalwoningen (palafitos), en om de houten kerken, waarvan er 16 door Unesco tot World Heritage zijn benoemd. De kerken zijn in de 17e eeuw neergezet door de Jezuïeten en daarna door de Franciscaners in de 18e en 19e eeuw overgenomen en onderhouden, en zien er heel schattig uit. Ook op Chiloé, bij het plaatsje Castro, hadden we een prachtige cabaña met uitzicht op het water. In dit geval betrof het een uitzicht op zee, waarbij het water alleen bij vloed zichtbaar was, de helft van de tijd hadden we uitzicht op modder (volgens Erwin zagen we ook dan wel degelijk water, alleen wat verder weg. Zijn glas is ook altijd halfvol.). Oh well. Helaas werd ons woongenot daar enigszins verstoord door twee rothondjes die niets liever deden dan hun modderige pootjes op ons en ons tuinmeubilair te zetten. Ze zagen er bijzonder schattig uit, dat wel, maar bij ons kwamen ze er toch niet mee weg.

Op onze laatste dag in Chili moesten we vroeg op om rond het middaguur op het vliegveld van Puerto Montt te zijn. Van daaraf vlogen we via Santiago naar Mendoza om het wijnfestival te gaan bijwonen, samen met Erwin’s moeder en haar man!

Over Miek

Laat een bericht achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *