Een lang verblijf in Thailand is natuurlijk een prima aanleiding om wat Thaise gerechten te leren koken, dus boekten we voor woensdagochtend een privékookles. De kookschool lag in een compleet ander deel van de stad, en het was grappig om door een compleet andere wijk te lopen. Lerares Pim was een vrolijke dame die ons in rap tempo leerde hoe je Tom Yum Goong maakt (zoetzure soep met garnalen), Pad Thai (met tamarindepasta), de onvermijdelijke mango sticky rice en op ons verzoek: spring rolls met chilisaus! Voor mij was de grootste eye opener van de ochtend het gebruik van tapiocameel. Je maakt er sausjes dikker mee, maar je kunt er ook gewoon echte lijm van maken! Met die lijm, en onze vingers, mochten we de loempiarolletjes dichtlijmen voor ze de frituur in gingen. Wat een feest. En een tweede belangrijke takeaway was dat geen van de gerechten heel ingewikkeld is om te maken, maar dat het vinden van de juiste ingrediënten in Nederland wel een uitdaging gaat worden. Anyway, als je dit leest nodigen we je graag een keertje uit om te komen proeven als we weer terug zijn!
Ik had al besloten dat Erwins verjaardag in februari een goed excuus was om weer eens wat Michelinsterren te scoren, dus twee dagen later gingen we op bezoek bij R-Haan. We kregen zo’n 20 prachtige kleine hapjes, qua uiterlijk en verfijning zeker een paar sterren waard, en qua ingrediënten en smaakprofiel heel Thais. Een geweldige ervaring! Ik was benieuwd wat we erbij zouden drinken omdat wijn niet per sé typisch Thais is, maar we konden gewoon een wijnarrangement bestellen. We vonden niet alle pairings even geweldig, maar de rode wijn bij een van de hoofdgerechten bleef geweldig overeind bij de chili in het gerecht, en dat vond ik wel heel knap gedaan. De petit fourtjes bij de koffie konden we na zoveel lekkers echt niet meer op, maar die kregen we gewoon mee in een prachtig doosje.
Eerder op de dag waren we met een gids op pad geweest om een van de bekendste drijvende markten in Thailand te bezoeken: de Damnoen Saduak markt. Deze bevindt zich een kleine 2 uur buiten de stad en is de enige drijvende markt die niet alleen in het weekend, maar ook doordeweeks open is. Op de markt was goed te zien wat voor schade COVID-19 aan het toerisme heeft toegebracht. 75% van de winkeltjes in de markt was dicht, en er waren nauwelijks bezoekers en nog minder verkopers op het water. Je kon wel goed zien wat voor toeristenfuik het normaal gesproken moet zijn, maar nu was de sfeer heel anders. Op zich geen ramp: nu zaten we tenminste niet in de uitlaatgassen van alle long tail boten, wat normaal gesproken wel een probleem schijnt te zijn.
Het tweede onderdeel van onze dagtocht was een bezoek aan de beroemde treinmarkt van Maeklong. Omdat sommige markthandelaren de huurprijzen van de stalletjes in de gewone overdekte markt te hoog vonden, zetten ze hun stalletjes net buiten de markthal, langs het spoor neer. Dat kostte namelijk niets. Inmiddels wordt er voor die plekken wel betaald, maar nog altijd veel minder dan in de markthal. Want omdat de kramen zo dicht langs het spoor staan, moeten ze als de bliksem aan de kant worden geschoven elke keer als er een trein aankomt. Dat was voor COVID-19 een keer of 8 per dag, nu nog maar 4 keer. Wij waren er op tijd om deze shuffle te bekijken, en dat was best grappig om te zien. De tafels die de marktkooplui gebruiken staan op wielen dus die verschuif je eenvoudig genoeg, maar je hebt het toch over twee keer een paar honderd meter markt die een meter naar achteren moet opschuiven. Onze gids deed deze tocht zeker niet voor het eerst, want we kregen specifieke instructies: zodra de trein voorbij was moesten wij op het spoor stappen, want dan kon hij een foto van ons maken met de trein op de achtergrond. En zo geschiedde…
Het weekend zouden we gebruiken om Khao Yai te bezoeken, het oudste nationale park van Thailand, dat een paar uur reizen ten noordoosten van Bangkok ligt. We hadden weer een gids geregeld voor in het park, maar we moesten zelf de tocht naar Pak Chong regelen, de stad die het dichtste bij het park ligt. Vanuit Bangkok gaat daar een trein naar toe die er drie uur over doet, dus dat leek ons een aardig tripje.Het Bang Sue Grand Station in Bangkok is een kolossaal, nieuw, shiny, airconditioned gebouw. Toen wij er door de taxichauffeur werden gedropt was het er erg druk, met rijen mensen voor verschillende deuren en veel personeel dat papieren aan het checken was. Wij vonden het bijzonder dat we moesten laten zien dat we ingeënt waren (dat hoefde zelfs voor het vliegen niet) en nog vreemder dat we eenmaal binnen nog een gezondheidsverklaring moesten invullen om mee te mogen. Totdat we het aankruisvakje ‘hierbij geef ik toestemming om gevaccineerd te worden’ tegenkwamen… dit deel van het station was een vaccinatiecentrum!
En wel een centrum waar niemand van het personeel ook maar een woord Engels sprak, en niemand ons dus begreep toen we probeerden uit te leggen dat we al drie prikken hebben gehad en dat we alleen maar met de trein mee wilden… Er moest een bezoeker van het vaccinatiecentrum aan te pas komen om te vertalen, maar toen wilde een van de vaccinatiemedewerkers ons wel even naar de juiste plek brengen. In hoog tempo sleepte hij ons het hele gebouw door, naar verschillende informatie- en ticketloketten (ondanks onze protesten dat we al een kaartje hadden), maar nergens vonden we het perron naar Pak Chong. Totdat we er uiteindelijk achter kwamen dat onze trein niet vanaf dit station vertrok maar vanaf het kabouterstationnetje aan de overkant van de straat, waar je gewoon over het spoor kon lopen om het over te steken en waar je buiten op de trein moest wachten. Zo zie je maar weer waar Covid-vaccinaties al niet goed voor zijn: zonder de hulp van de prikjongen hadden we deze perrons waarschijnlijk niet gevonden.
En gelukkig zijn er meer hulpvaardige mensen. Want we zaten nu wel bij het juiste station, maar nog niet op het juiste perron te wachten. Daar kwamen we achter toen de trein er al aan kwam en iemand van het personeel alle andere wachtenden maande om het spoor over te steken en naar het andere perron te gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Ik tenminste. Want net toen Erwin ook het spoor wilde oversteken, kwam er een laaaaaaaaaaaaaaaaange trein aan vanaf de andere kant. Waardoor hij niet kon oversteken. En ik alleen op het juiste perron stond. En onze trein al op het punt stond om te vertrekken. Maar ik wilde niet alleen gaan! Uiteindelijk kwam de nieuwe trein tot stilstand en hielp iemand Erwin en nog een paar andere Pak Chong-reizigers om door de trein heen het juiste perron te bereiken, en konden we toch weer samen op pad. Pfew.
De volgende dag werden we door onze gids opgepikt om naar Khao Yai te gaan. Het is een heel groot park, op maar een paar plaatsen doorkruist met wegen, dus de wilde dieren hebben daar veel leefruimte. We hadden mazzel en zagen al bijna meteen een aantal neushoornvogels, waaronder de grootste soort. Dat is een van de dieren waar het park om bekend staat. Later zagen we ook een olifant, heel veel aapjes, makaken en witte en zwarte gibbons, Samba- en blaffende herten, en tijdens de avondsafari zelfs een enorme python!
Op de een of andere manier had ik van de touroperator website begrepen dat we tijdens de trip speciale sokken tegen teken zouden krijgen. Die kregen we ook: een soort katoenen slobkousen die je over je sokken moest aantrekken voor je in je schoenen stapte, en die je met een touwtje kon vastmaken. Dat loopt natuurlijk beroerd, zo’n extra laag gekreukelde stof in je schoenen, en bovendien waren er de eerste paar uren geen teken te zien, dus ik kreeg de neiging om ze uit te doen.
Totdat… we de eerste bloedzuigers op onze kousen aantroffen. En onze benen. En op de rand van onze schoenen nét voordat ze erin kropen. Weet je hoe een bloedzuiger eruitziet? Nee? Houden zo! Het zijn rottige kleine wormpjes die zich onder de vochtige bladeren verstoppen en zich in een fractie van een seconde op je schoen slingeren. De eerste dag waren het er ‘maar’ een paar die ons besprongen, maar de tweede dag, toen we nog maar een paar minuten aan onze nieuwe wandeling bezig waren, zag je ze op de grond krioelen. En had ik in no time een stuk of tien van die beesten op mijn benen en IN MIJN SCHOENEN! Onze gids was wel een held want hij plukte alle bloedzuigers met zijn vingers van me af. Daarna zijn we een ander pad gaan lopen, minder spannend maar wel geasfalteerd en dus zonder bloedzuigers.Fun fact: bloedzuigers zijn normaal niet actief in het park ‘in de winter’ – het droge seizoen. Maar het droge seizoen in 2022 is ongebruikelijk nat en dus waren de rotbeesten een paar maanden eerder tot leven gekomen dan normaal. Hebben wij weer. Nog een fun fact: je voelt niks van een bloedzuigerbeet, maar je houdt er wel een bloedvlek in je kleren en een donker vlekje op je huid aan over dat pas na een paar dagen verdwijnt. En vooruit, nog een laatste: het schijnt dat als je in een gebied met bloedzuigers bent, het veiliger is om je shirt in je broek te stoppen dan om met een wijd t-shirtje rond te lopen. Hoe ik dat weet? De ‘tekensokken’ werkten prima, maar ik had een bloedzuigerbeet op mijn buik te pakken na de tweede dag.
Afijn. Ik keek net nog even op de site van de touroperator en inderdaad, ze bieden gratis ‘leech protection socks’ aan. Ik had in mijn hoofd dat het tekensokken waren! Als ik dat bij het boeken goed gelezen en vertaald had, hadden we een mooi nationaal park overgeslagen…
Onze trip in Khao Yai beëindigden we ietsje eerder dan gepland, wegens een tropische stortbui. Gelukkig kon de taxi ons wel eerder oppikken en zo waren we maandagavond op tijd weer terug in Bangkok. Natuurlijk hadden we een ander hotel uitgezocht, in een iets andere buurt, Silom. Wij vinden een nieuwe plek bekijken altijd leuker dan twee keer naar dezelfde plaats gaan, maar er was nog een andere reden voor de verhuizing. Ons oude hotel lag vlak bij de beroemde ‘Soi Cowboy’, een beroemde uitgaansstraat van dubieus allooi. In de straten eromheen zitten tientallen ‘massagesalons’, waar de masseuses buiten klanten voor proberen te werven. Als Erwin en ik er samen langsliepen om naar het hotel te gaan deden ze dat met weinig enthousiasme, maar als Erwin er alleen langsliep werd hij soms letterlijk besprongen. Toen ik dat hoorde liet ik Erwin alleen nog maar zonder creditcard en met maar een paar Baht zakgeld de deur uitgaan, maar dat was natuurlijk geen permanente oplossing…Silom is een centraal gelegen wijk met veel kantoren, winkelcentra, hoogbouw, drukte en goed openbaar vervoer. Een prima plek om nog een paar dagen te werken en af en toe iets te bekijken. Zoals de beroemde Wat Pho (waar Erwin alleen heen is gegaan toen ik aan het werk was), het koninklijk paleis, het MOCA (museum of contemporary art) en de de Maha Nakhon skywalk – oftewel de 74e verdieping van dit originele gebouw, vanwaar je een gaaf uitzicht over de stad hebt. Wegens onderhoud was de ruimte buiten gesloten, maar ter compensatie kregen we een ‘show’ van de glazenwassers die over de reling stapten om gezeten op een plankje en met een emmer en een trekkertje in hun hand de gevels te gaan wassen. Doodeng, en dan hoefde ik alleen maar te kijken!
Op onze laatste avond in Bangkok, vrijdag 25 maart, gingen we weer een paar uurtjes met een gids op pad, deze keer in Chinatown, om allerhande streetfood te proberen. Nu waren we anderhalve week eerder al op maandagavond in Chinatown geweest en we vonden het daar maar een dooie boel. Dat komt dus omdat maandagavond de enige avond is dat alle streetfood verkopers vrij zijn en alle restaurantjes dicht. Nu was het er gezellig druk, en hebben we onze buikjes rond kunnen eten. Onder andere bij een curryrestaurant dat in de Netflix documentaire over ‘Asian street food’ figureert. En bij een tentje dat desserts op basis van vogelnestjes verkoopt. En bij nog een paar verschillende noedeltentjes tussendoor. En bij een stuk of drie andere dessertentjes. Hartstikke lekker allemaal, maar wel heel erg veel!
Inmiddels hebben we besloten om gebruik te maken van het feit dat volledig gevaccineerde mensen vanaf 1 april niet meer in quarantaine hoeven als ze naar Zuid-Korea gaan. Dat betekent dat we nog maar een paar dagen in Thailand hebben voor we de relatieve kou tegemoet gaan. Die gaan we dus aan het strand en bij het zwembad doorbrengen! In Hua Hin wel te verstaan, een badplaats een paar uur ten zuiden van Bangkok. Het ligt aan de andere kant van de Thaise Golf dan Pattaya en is kleiner, rustiger, en wat meer upmarket. Waar het afgelopen weekend nog vrij druk was met Thaise gezinnen uit Bangkok, zijn er nu voornamelijk nog bejaarde witte mensen over. En wij. Waaronder wij? Hmm… nou ja, hoe dan ook: ‘wij’ hebben het hier prima naar onze zin!