Met zijn viertjes reizen is niet zo heel erg anders dan met zijn tweeën, behalve dat we met pa en ma erbij een stuk beter te eten krijgen. dat bleek o.a. afgelopen maandag weer toen we in Dunsburough overnachtten. Dat is een durp waar weinig te beleven valt, maar het heeft 1 erg goed restaurant, de Food Pharmacy, en daar kwamen we dus terecht. Dat gaat wennen worden, als we volgende week onze camper hebben… dinsdag hebben we eerst de nabijgelegen Canal Rocks opgezocht, een mooi stukje kust met grote rotsen die in zee gestrooid zijn. Daarna zijn we doorgereden naar Margaret River, een hypertoeristisch plaatsje dat het hart vormt van de Margaret River Wine Region. Nu is een streek met rond de 100 wijnhuizen een stuk minder interessant als je niet je kofferbak kunt volgooien met alles wat je proeft, maar wij zijn toch maar bij een van de wijnhuizen neergestreken om te proeven en uiteindelijk te lunchen. Ligt de Cape Leeuwin wijn al bij de Albert Heijn? Als je ‘m kunt vinden: de 2005 chardonnay was erg goed, de 2006 Riesling een heel stuk minder… het estate ligt wel erg mooi en ook de lunch was erg goed verzorgd. En ik heb geleerd dat ‘marron’ geen gevogelte is. Aan het eind van de dag bereikten we Augusta, een piepklein plaatsje aan de zuidwestpunt van Australie. Het restaurant had een interessante interpretatie van ‘BYO’, namelijk ‘barbecue your own’, want je moest je eigen vleesje (ongeveer een halve koe) grillen bij de centrale grill. Wel lekker!
De vuurtoren van Augusta (jawel, de hoogste van het zuidelijk halfrond bekeken we woensdagochtend. Hij ligt erg mooi, en in de buurt van de vuurtoren komen de Southern Sea en de Pacific bij elkaar. Als je goed kijkt, kun je dat nog steeds niet zien. De rit naar Walpole, verder in het oosten gelegen, was erg mooi en voerde door bossen met hoge Karribomen. Klinkt als, maar is toch net weer een andere eucalyptussoort dan de Kauri’s in Nieuw-Zeeland. Pa bewees nog even dat hij fit is en geen hoogtevrees heeft door in zo’n boom te klimmen, weliswaar een waar metalen sporten in waren geslagen bij wijze van ladder.
Donderdag begon goed met de ‘Tree Top Walk’ bij Walpole. Tree Top dingen zijn meestal nare toeristenfuiken waarbij je moet klimmen, abseilen, etc., maar dit was nota bene een rolstoeltoegankelijke Tree Top Walk die tot 40 meter hoog ging, maar wel via hele relaxte loopbruggen. De hoeveelheid vogeltjes en furry marsupials viel tegen, maar de bomen – ook Karri’s – zijn erg indrukwekkend. Een eindje verderop, in de buurt van Denmark, belandden we op het fantastisch mooie strand van Greens Pool, ook weer met grote rode rotsen die in zee liggen (o.a. de Elephant Rocks) en turquoise water. Wow! Na de lunch in Denmark wilde ma toch wel graag een koala’tje zien, en omdat die in het wild niet voorkomen in Western Australia, gingen we naar een soort kinderboerderij. Ze fokken er alpaca’s en daar waren er dus veel van, maar er waren ook geiten, schapen, vogels, kippen, kangoeroetjes, een ezeltje, paard, etc – en je kreeg een zakje voer mee om uit te delen, dus je maakte er snel vrienden. Er was ook een koala, en die sliep.
Aan het eind van de middag zijn we neergestreken in Albany, de grootste stad in de omgeving met maar liefst 22.000 inwoners, maar wel een cute plaatsje. In de buurt, op een schiereiland, is het Tondirrup National Park. Daar reden we heen om bij Stony Hill even van het uitzicht te genieten. Op weg naar de blowholes daarna vonden we ineens een echte kangoeroe op de weg. Woehoe! De blowholes deden het niet omdat de zee te rustig was, maar eentje wist nog wel heel onverwacht zoveel lawaai te produceren dat Erwin en ik, die er met onze neus bovenop zaten, bijna van de rots af stuiterden. De Gap en de Natural Bridge daarna waren wat rustiger attracties daarna (totdat we later op het nieuws zagen dat er van de week een jongen verdronken is op die plek). Zoals deze week gebruikelijk sloten we de dag weer af met een lekker etentje, dit keer in het Lime 303 restaurant waar ze gelukkig ook draadloos internet hebben, want we stonden inmiddels alweer vijf dagen droog…