De volgende dag zijn we naar Nyaung Shwe gereisd, een dorp in de buurt van het Inle meer. Het meer is een grote maar ondiepe zoetwaterplas waar ooit de Intha minderheid is neergestreken. Omdat ze geen landrechten kregen zijn ze het meer op gegaan en hebben daar hun nederzettingen gebouwd. Dat zijn huisjes op hoge palen die in een wirwar van bruggetjes complete dorpen vormen en waar ze ook enorme drijvende tuinen gemaakt hebben. Op deze aquaculturen verbouwen ze groenten en fruit. Het is best maf om rijen met tomatenplanten te zien die allemaal in het water drijven.
Onze eerste hele dag daar hebben we fietsen gehuurd bij het hotel en hebben we een tocht gemaakt waarbij we halverwege een long tail boot hebben gecharterd om ons met fiets en al naar de overkant te brengen. De dag erna hebben we op zo’n zelfde boot een tocht van ruim zes uur over het meer gemaakt. We hebben de keurig poserende traditionele visser gefotografeerd. Die deed het typische kunstje waar ze bekend om staan: op de punt van hun bootje op één been balancerend en het andere been om de roeispaan geslagen de boot besturen zodat ze hun handen vrij hebben voor hun visnet. We hebben gezien dat de echte vissers dat nog steeds zo doen. Het was erg leuk om zo een deel van de dag op het water door te brengen maar dan ben je het geknetter van de Chinese diesels die ze gebruiken wel echt zat. Inmiddels zijn we vanuit Inle via Yangon, na een heel kort nachtje slapen in Bangkok en een tussenlanding in Kolkata (Calcutta) in Bhutan aangekomen. Vier landen in een etmaal zeg maar. Bhutan is bijzonder omdat ze het toerisme gelimiteerd hebben. Ze proberen zo de eigen cultuur en identiteit te beschermen en zorgen dat het allemaal duurzaam blijft. Een heel nobel streven. Het gevolg is wel dat je als toerist alleen georganiseerd het land in kan, verplicht op sleeptouw met een gids. Om dat allemaal te bekostigen ben je verplicht 250 dollar af te tikken. Per persoon. Per dag.We werden dan ook netjes door onze privé gids met eigen chauffeur en auto opgewacht. Allebei in traditionele kledij (Gho) gestoken. Dat is een soort kruising tussen een kilt en een dikke kimono met kniekousen eronder. Ze lieten er geen gras over groeien: op weg naar de hoofdstad Thimphu werden we al meegenomen naar een privé tempel, hebben we het lokale fort (Dzong) bekeken, zijn we naar de markt geweest, naar de dierentuin om het nationale dier de takin te zien, hebben we de zelfgestookte (rijst)wijn en lokale boterthee gedronken, de Gho aangepast en boog geschoten. We hebben het druk.